A.F.A.M. Wetzer, 26 augustus 2020
Samen met de rechter buur vormde dit pand de stadswaag. In het cijnsboek van 1520 staat Lambert Millinck vermeld voor een perceel van 23˝ voet (= 6,76 m). Dit is meer dan de breedte van het huidige huis. Voor het buurpand daarentegen, moet dezelfde persoon betalen voor een breedtemaat van 22 voet (= 6,33 m), wat minder is dan de breedte van dat pand. De beide maten uit het cijnsboek zijn gelijk aan de breedte van de twee panden samen. Kennelijk zijn de namen 'Kleine Waag' en 'Grote Waag' verwisseld. Vermoedelijk is dit gebeurd toen beide huizen verbouwd zijn en de gemeenschappelijke tussenmuur verplaatst is. Dit vermoeden wordt bevestigd in het cijnsboek van 1573 waar de naam 'De wage' voor het onderhavige pand en 'De cleyn wage' voor het rechter buurpand wordt gebezigd. Hoewel hij nog in het cijnsboek van 1520 vermeld, heeft Lambert Millinck het stenen huis en erf genaamd 'die Wage' al in 1502 aan de stad verkocht. Niet duidelijk is of het hier de rechten dan wel het gebouw zelf betreft. De waag blijft in ieder geval in beheer bij de landsregering aangezien er in het cijnsboek expliciet wordt vermeld: 'toebehoorende onsen genaden heere de coninck'. Het gebouw en mogelijke achterhuizen worden deels aan derden verhuurd, zoals de zeepzieder Dirk Aertsz. Deze moet als huurder van Willem 'die metser' betalen voor drie schouwen en één zeepketel. In het haardenregister staat ook Wouter van | 341 |
Gemaert als huurder van de rentmeester van de Waag, die dan wordt toegeschreven aan de 'prinche', betalen voor twee schouwen. In 1569 wordt het achterhuis verhuurd aan Jan Olijslager, die zijn beroep in de voormalige zeepziederij zal hebben uitgeoefend. Uit het archief van de Rekenkamer van Brabant blijkt dat de onderverhuur van de Waag en het achterhuis in driejaarlijkse pachtovereenkomsten geregeld wordt. Ook kleinere bedrijfjes zoals een schoenmakerij vinden er een onderkomen. Het versmalde pand bezit een grote kelder die vanaf de straat toegankelijk is en een hoge begane grond met een insteek. Door ingrijpende verbouwingen in de 19de eeuw is een nadere reconstructie van het 16de-eeuwse pand niet mogelijk. | 342 |
Kelder eind 16e eeuw zeker aanwezig. |
v. Osch, Sigaren250. "De kleine Waag". | 32 |
Nos. 16, 18 en 20 Tot de goederen, welke in de stad en meierij van den Bosch de domeinen van den Hertog van Brabant uitmaakten, behoorde het recht van de waag, dat evenals alle andere domeingoederen voor den Hertog in het hoogste ressort werd beheerd door den Raad en Rentmeester-generaal der Domeinen van Brabant in het Kwartier van den Bosch 1), hierin bijgestaan door de Leen- en Tolkamer aldaar.
| 489 |
Over het recht van de waag deelt Van Heurn in zijne Beschrijving het volgende mede:
„De waarschijnlijkste rede, waarom de waag aan 's Hertogs domeinen gekoomen is, schijnd deeze: men gebruikte in de oudste tyden tot het weegen keyen, loot en andere zwaare dingen, die op het gewicht van een, twee of meerer ponden of gedeeltens van dien gevormd waren; hierdoor kon men ligt benadeeld worden; de yk was in die overoude tyden onbekend, dus was er niets veiliger voor den koopman als dat hy deszelfs goederen naar een waag bragt, waar hy verzekerd was, dat die behoorelijk gewoogen werden.
De Domeinen waag alhier is zeer oud en deszelfs instelling onzeekér; vaster gaat het, dat Hertog Jan I in den jaare 1286 daarop een reglement maakte 2). Op hoeveel het getal der ponden bepaald ware, boven welk men verpligt was de goederen in des Hertog waag te brengen, blijft in het onzeekér, omdat gezegd Reglement niet meer te vinden is. Uit het Mandament van daagsele op den naam van Filips den Schoonen van 19 Maart 1500 blijkt, dat dit getal onder de twintig ponden beloopen moet hebben; in dit stuk word gemeld, dat Filip de Schoone op den 28 September 1498 het Reglement van Hertog Jan matigde en goedvond, dat de goederen, die meer als twintig ponden zwaar waren, in de Domeinenwaag gewogen moesten worden.
Tyde van Filip waren de zeeden beschaafder geworden en de yk was reeds in gebruik, dus kon men meerer vertrouwen als voorheen op de gewigten der byzondere lieden stellen en gevolgelijk was het brengen van goederen in de waag niet meer van dat wezenlijk nut als voorheen.
Karel, zoon van Filip, vernieuwde in het jaar 1526 het Reglement door deszelfs Vader gemaakt; hij gelaste by orde van 6 April 1526 dat men hetzelve afkondigen en in de Waag aanplakken zoude.
De Rekenkamer van Brabant vermeerderde in het jaar 1625 de boeten dergeenen, die het weegbaar goed boven de
| 490 |
twintig ponden niet in de waag bragten; zy vond toen goed, dat de waagmeester voor iederen ouden Lovens, in het Reglement gemeld, eenen halven stuiver zoude vorderen (Ordonnantie van 1625). Thans is er zo eene goede orde op alles gesteld, dat ieder huisgezin, zelfs die der buitenlieden, van behoorlyke schaalen en geykt gewigt voorzien is. Het oorsprongelijk nut der instelling van 's Hertogenwaag is hierdoor verdweenen en het inkoomen van het recht van de waag strekt derhalven nergens anders toe als om 's Lands domeinen te vermeerderen.
Het huis, de Waag genaamt, hetwelk 's Lands Domeinen toebehoord en met het inkomen der waag verpagt word, staat binnen de stad in de Zadelstraat."
Van Heurn spreekt hier van het huis de Waag; dit was, toen hij dat deed, juist, maar niet eenige jaren te voren, want toen had men in den Bosch nog de Kleine waag, Oostwaarts waarvan stond de Groote waag, zijnde die door Van Heurn bedoeld en thans genummerd 20; J. van Oudenhoven t.a.p. blz. 15 schreef er van: by het merckvelt staet de groote waghe. Waarschijnlijk zal in de beide gebouwen het recht van de waag op dezelfde wijze zijn uitgeoefend geworden, tot hoelang het in de Kleine Waag geschiedde, blijkt echter niet. De uitoefening van dat recht werd namens den Hertog van Brabant gedaan door waagmeesters; zoo vond ik op het jaar 1605 vermeld: Jacob Franchoyszn Beyharts en Marcelis Dionysiuszn van Vladeracken, waagmeesters van de Waag te den Bosch hunner Doorluchtigste Hoogheden (van Brabant).
De Groote Waag werd oudtijds bewoond door een der deurwaarders van het kantoor der Domeinen.
Niet altijd behoorden de Groote en de Kleine waag tot de domaniale bezittingen van den Hertog van Brabant. Immers 21 Februari 1502 (Reg. n° 97 f. 47 vso) verkocht Lambert Millinck aan de stad den Bosch: domum lapideam et aream, dictas die Wage, sitas in Buscoducis in vico Sellipa-
| 491 |
rorum prope portam, dictam die Joedenpoorte, inter hereditatem Johannis Mesmeker ex uno et inter aliam domum Geerwigis, filiae quondam Theodorici van den Hoevel, olim Johannis de Visscher, ex alio; item aliam domum et aream dictae Geerwigis, sitas contingue ... domum et aream primodictas inter eandem domum primodictam et aream ex uno et inter domum et aream Geertrudis, dictae plaetmekers et heredum ejusdem ex alio, quas domus, areas et attinentias dictus Lambertus erga Johannem, filium quondam Johannis van den Hoevel, acquiserat. Hoe de stad den Bosch later uit het bezit dier beide gebouwen geraakt en het Domeinbestuur weder in het bezit daarvan gekomen is, is mij niet kunnen blijken. De Kleine waag werd door het Domein in 1728 verhuurd aan den Israeliet Simon Heyman, die haar in 1737 clandestien verliet; zij was toen in slechten staat; nochtans werd zij daarna weder aan een ander verhuurd. Den 16 Augustus 1754 (Reg. der Verbanden n° 12 f. 343 vso) is zij door Philip Willem de Schmeling als raad en rentmeester-generaal der Domeinen van Brabant verkocht aan Johannes Mosmans, burger van den Bosch; zij werd alstoen omschreven als: „eene huysinge, genaamt de Kleine waag, gestaan ende gelegen in de Sadelstraat, aan de eene zyde de Domaniale huysinge, genaamt de Groote waag, aan de andere syde de huysinge, genaamt den Eyserman, het gemeene land competerende en laatst in huur gebruykt geweest bij Johan Trisbach".
De Groote waag werd 21 Januari 1812 door het Domeinbestuur kosteloos overgedragen aan de gemeente den Bosch, die dit gebouw omstreeks het jaar 1860 heeft doen verbouwen tot eene ambtswoning voor den stadsarchitect, waartoe dat huis nu nog dient, behoudens dat de stadsarchitect thans heet: directeur der gemeentewerken.
De waag wordt, sedert dat het Domeinbestuur het recht daarop niet meer uitoefent, door de gemeente den Bosch gehouden; zij doet dit thans onder het gebouw van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen van Noordbrabant.
| 492 |
Noten | |
1. | Men zie over deze domaniale goederen J. van Heurn Diss. de legalibus in Belgio. |
2. | J. van Oudenhoven t.a.p. blz. 15 en 16. |
Donderdag 26 januari 1736 - Missive van de raad en rentmeester generaal der domeinen van Brabant over het expireren [aflopen] van het huurcontract op 1 mei 1736 van het huis genaamd de Kleine Waag sinds 1732 bewoond door Simon Heijman en met hem is overeengekomen de huur te continueren voor een periode van 2 jaren voor een huursom van 100 gl. per jaar. | 80v |
1905 | J.J. Ardies (beeldhouwer) |
1910 | wed. J.C.H. van Osch |
1923 | Leo Johan Damen (accountant) |
1943 | wed. M.A.C. van Ruiten-van Osch - wed. A.G. Zwakenberg-Willems (kantoorbediende) |
1865 | wed. W.J. Lindner (gepensionneerde) - A.H. Scheefhals (firma gebr. Scheefhals) mr. koek- en banketbakkers |
1875 | mej. A.M. ten Hagen (partikulier) - A.H. Scheefhals-Kluijtmans (confiseur, patisier, guisinier) |
1881 | J. van Osch (vleeschhouwer) - G. Vullings (fabriekant) |
1905 | wed. J.C.H. van Osch (sigarenwinkelierster) |
1908 | wed. ter Horts-Romker (sigarenwinkelierster) |
1928 | J.A. Wagemakers |
1943 | J.J.H. Didde (kleermaker) - Sigarenmagazijn 'Doornroosje' (sigaren, sigaretten, tabak) |